Farida en Samira zitten samen op de bank, hun handen gevouwen in hun schoot. Het zijn lange dagen, zoals alle dagen tijdens de Ramadan. Het vasten maakt hen moe, maar ze houden vol. Hun geloof is belangrijk voor hen, net zoals het voor hun ouders was toen die 45 jaar geleden naar Nederland kwamen.
De zon is al bijna onder, maar er resteren nog een paar lange minuten voordat ze eindelijk mogen eten en drinken. De geur van versgebakken brood en dadels hangt in de lucht, en op tafel staan al een paar schalen met soep en rijstgerechten klaar. Toch voelen de laatste momenten altijd het zwaarst. Het lichaam schreeuwt om vocht en voeding, maar het is juist deze discipline die de Ramadan zo betekenisvol maakt.
Farida knikt instemmend. Zij werkt in een fabriek en merkt dat haar collega’s weinig begrip hebben voor haar situatie. “Ze verwachten dat ik net zo snel en scherp werk als anders. Maar dat is niet zo makkelijk als je al sinds zonsopgang niets gegeten of gedronken hebt,” legt zij uit.
Samira ervaart hetzelfde op haar kantoor. “Mijn collega’s vragen soms: ‘Waarom doe je jezelf dat aan?’ of ‘Kun je niet gewoon stiekem een slokje water nemen?’ Ze begrijpen niet hoe belangrijk dit voor me is.”
Ze kijkt naar buiten, naar de stad die langzaam donkerder wordt terwijl de avond valt. Hoe vaak heeft ze niet geprobeerd uit te leggen wat de Ramadan voor haar betekent? Hoe vaak heeft ze niet geduldig uitgelegd dat het vasten meer is dan alleen niet eten en drinken? Dat het een manier is om dichter bij God te komen, om jezelf te zuiveren en te leren wat het betekent om echt dankbaar te zijn?
Op de werkvloer lijkt weinig ruimte te zijn voor hun geloof. “Je hoort gewoon hard te werken, vasten of niet,” zegt Farida. “Dat is wat ze zeggen. Maar een beetje respect zou toch niet te veel gevraagd zijn?”
Ze herinnert zich een moment van vorige week, toen een collega voor haar neus een grote beker koffie opdronk en haar grijnzend aankeek. “Ik zou dit echt niet kunnen, hoor. Veel te zwaar,” had hij gezegd. Alsof het een wedstrijd was. Alsof het een vrijwillige straf was in plaats van een spirituele beleving.
Samira knikt. “Ik had hetzelfde. Mijn baas vroeg of ik ‘s ochtends een presentatie kon geven, net rond het tijdstip dat ik meestal het meest vermoeid ben. Ik probeerde voorzichtig uit te leggen dat ik op een later moment beter zou presteren, maar hij wuifde het weg. ‘Je bent toch een professional? Dan moet dat geen probleem zijn.’”
De opmerkingen en het gebrek aan begrip voelen steeds zwaarder. “We doen niemand kwaad met de Ramadan,” zegt Samira. “We vragen geen speciale behandeling, alleen een beetje respect. Dat mensen begrijpen dat we misschien wat minder energie hebben en niet meteen veroordelen.”
Farida zucht. “Nederlanders hebben zoveel respect voor andere dingen, maar als het gaat om iets wat voor ons belangrijk is, dan lijkt dat ineens anders.”
Ze denkt terug aan haar ouders, die hier kwamen in de hoop op een beter leven. Hoe moeilijk het voor hen was om hun geloof te behouden in een maatschappij die hen vaak niet begreep. Ze heeft hun verhalen gehoord over de eerste jaren in Nederland, toen er nauwelijks halal voedsel verkrijgbaar was, en het bidden op het werk als iets vreemds werd gezien. In sommige opzichten is er veel veranderd, maar in andere opzichten lijkt het nog steeds een strijd om erkenning en begrip.